Column Dries van Agt, 22 september 2010
Al weken lang zijn de fractievoorzitters in de Tweede Kamer van VVD en CDA in onderhandeling met hun PVV-collega over de vorming van een twee-partijen kabinet dat door Wilders en de zijnen zal worden gedoogd. In het CDA stuit de poging zo’n kabinet te maken op toenemende weerstand. De media doen hiervan uitvoerig verslag. De discussies gaan vooral over het behoud van grondwettelijke vrijheden, over onze rechtsstaat en over de mogelijke ontwrichting van onze samenleving door overmatige polarisatie. Er zijn ook uitingen van bezorgdheid over de reputatie van Nederland in de wereld, mochten wij een regering krijgen die voor haar voortbestaan mede afhankelijk is van de PVV. Overigens wordt over ons toekomstig buitenlands beleid weinig gesproken.
Hoe zou een CDA/VVD plus PVV kabinet zich opstellen ten aanzien van het Midden-Oosten, in het bijzonder ten opzichte van het Israël/Palestina conflict? Er is reden tot ernstige verontrusting hierover. Waarschijnlijk zou Nederland zich onder zo’n politieke alliantie nog beroerder gaan gedragen dan in de voorbije jaren al gebeurd is. De politieke programma’s onder het banier waarvan VVD en CDA de verkiezingsstrijd zijn ingegaan gaan vrijwel achteloos, dus onverschillig, aan de problemen voorbij. Wat de PVV over het conflict in haar programma heeft geschreven is onthutsend en schokkend. Dat program etaleert de groepering Wilders als een lansknecht voor de staat Israël, hoezeer de regering van dat land zich ook misdraagt. Dwars tegen het geldende internationale recht in proclameert de PVV dat een onafhankelijke Palestijnse staat er al lang is en wel onder de naam Jordanië. Laten we dat land voortaan Palestina noemen, heet het, en dan is de kwestie de wereld uit. De reeds meer dan 40 jaar onder Israëlische bezetting levende Palestijnen moeten daar hun heil maar zoeken, vindt de PVV.
Wilders kwalificeert Israël als “een weergaloos succes”. Israël vecht voor ons tegen de jihad en vormt het centrale front in de verdediging van het Westen. Daarom moeten “alle subsidies aan de anti-Israël-industrie, zoals ICCO, OxfamNovib etc.” worden stopgezet. “Strijd tegen de islam moet het kernpunt van ons buitenlands beleid worden” verkondigt het PVV-programma en daarmee basta.
De politieke programma’s van de VVD en van het CDA maken van het Israël/Palestina conflict geen gewag en spreken nauwelijks over het Midden-Oosten. Momenteel is binnen het CDA een projectgroep bezig met het maken van een rapport. Het beleid van de kabinetten Balkenende is vrijwel kritiekloos jegens Israël geweest en onaangedaan door de nood van de vertrapte Palestijnen. Minister Verhagen, die nu aanstuurt op een rechts kabinet, heeft het beschermen van mensenrechten het centrale thema gemaakt van zijn buitenlands beleid, maar voor de Palestijnen liet hij de beginselen van dat beleid buiten toepassing. Van de VVD heeft hij hierbij nooit enige hinder ondervonden.
Te vrezen valt dan ook dat het onder een VVD/CDA-plus-PVV-kabinet voor de pleitbezorgers van vrede door recht in de kwestie Israël/Palestina nog veel moeilijker zal worden gehoor te vinden bij de machthebbers in Den Haag. Ook zou Nederland in dat geval een nog groter obstakel worden voor doeltreffend optreden door de Europese Unie tegen Israël.
Optreden tegen Israël? Dat staat zelfs velen tegen die ervan weet hebben hoe vaak en hoe ernstig die staat zich vergrijpt aan het internationaal humanitair recht en aan de mensenrechtenconventies. Ja maar, Israël is wel de enige democratie in de regio, wordt herhaaldelijk tegengeworpen. Die tegenwerping houdt echter geen steek. Reeds daarom niet omdat juist democratische rechtsstaten model behoren te staan voor een nauwgezette naleving van het internationale recht.
In een volgende column zal ik nader uiteenzetten waarom Israël geen democratie (meer) is. Nu volsta ik met een citaat uit een redactioneel artikel van het Israëlische dagblad Haaretz van enkele weken geleden (23 juli 2010). Daarin wordt gezegd dat de Knesset (het Israëlische parlement), die toch het zenuwcentrum van het staatsbestel is, populistisch is geworden, onverantwoordelijk en doordrenkt van racisme. Avraham Burg, de man die jarenlang voorzitter van de Knesset is geweest en aan het hoofd heeft gestaan van de Wereld Zionisten Organisatie, heeft onlangs ernstige bezorgdheid geuit over “de erosie van de Israëlische democratie”.
Onlangs heeft zich nog een belangrijk nieuwsfeit voorgedaan dat reuring heeft veroorzaakt in de gelederen van de PVV (en ook bij de Christen Unie en de Staatkundig Gereformeerde Partij).
Het gaat om een voorgenomen bezoek aan Nederland van een groep Israëlische burgemeesters. Van die groep zouden ook burgemeesters deel uitmaken van nederzettingen op de – sinds 1967 bezette – Westoever van de Jordaan. Hiertegen heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bedenkingen gemaakt. In reactie hierop hebben de Israëli's het bezoek afgezegd. De heer Wilders heeft hierover, samen met een fractiegenoot in de Tweede Kamer, kritische vragen gesteld aan de minister van buitenlandse zaken. Die monden uit in de wenk aan de minister “alles in het werk te stellen om dit werkbezoek op korte termijn te laten doorgaan en de VNG op te roepen daaraan alle medewerking te geven”.
De PVV-parlementariërs spreken van een werkbezoek door Israëlische lokale bestuurders uit “Judea en Samaria”. Dit is de benaming van de Westoever die gebezigd wordt door de radicaalste supporters van het beleid van de staat Israël. Die benaming houdt de ontkenning in dat er sprake zou zijn van bezetting. In die opvatting gaat het om land dat aan Israël toebehoort. Daar mogen Israëli's dus naar goeddunken nederzettingen bouwen. Deze mening staat dwars op het geldende internationale recht. Zij is vierkant in strijd met resoluties van de Verenigde Naties en met de uitspraak die het Internationaal Gerechtshof heeft gedaan over de scheidingsbarrière (meestal de Muur genoemd).
Door onderscheid te maken tussen burgemeesters uit Israël en burgemeesters uit nederzettingen in veroverd gebied heeft de VNG belet dat aan die nederzettingen een schijn van legitimiteit zou worden verleend. Hopelijk zal de regering niet wijken voor de pressie, uitgeoefend door het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Den Haag, om dit onderscheid alsnog uit te wissen. En zal de VNG voet bij stuk houden, mocht de regering zich toch voor die pressie ontvankelijk tonen.